Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG0783

Datum uitspraak2005-11-21
Datum gepubliceerd2008-10-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers89 HLAR 09/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking hoger beroep dat zich richtte tegen een uitspraak van het Gerecht, waarbij het beroep van verzoeker tegen het uitblijven van een beslissing op het door hem tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard. Hangende de procedure in hoger beroep is aan verzoeker alsnog een verblijfsvergunning verleend, zodat het hoger beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan is tegemoetgekomen aan verzoeker als bedoeld in artikel 50, tiende lid, van de Lar.
Proceskostenveroordeling.


Uitspraak

89 HLAR 09/05. Datum uitspraak: 21 november 2005 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het verzoek van: [verzoeker], wonend in [woonplaats], verzoeker, om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep. 1. Procesverloop Bij faxbericht, bij het Hof ingekomen op 14 april 2005, heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), van 4 maart 2005. Bij brief van 18 oktober 2005 heeft verzoeker het hoger beroep ingetrokken en het Hof verzocht de Minister van Justitie (hierna: de Minister) te veroordelen tot vergoeding van de bij hem opgekomen proceskosten. Bij brief van 31 oktober 2005 heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber), namens de Minister, toestemming verleend, als bedoeld in artikel 35 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar), voor het achterwege blijven van een behandeling van de zaak ter zitting. Bij brief van 9 november 2005 heeft de Gezaghebber, namens de Minister, zich aan het oordeel van het Hof gerefereerd. Verzoeker heeft op 31 oktober 2005 mondeling toestemming verleend, als bedoeld in artikel 35 van de Lar, voor het achterwege blijven van een behandeling van de zaak ter zitting. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 50, tiende lid, van de Lar, voor zover thans van belang, gelezen in samenhang met artikel 77, eerste lid, kan in geval van intrekking van het hoger beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de desbetreffende partij is tegemoet gekomen, het betrokken overheidslichaam op verzoek van die partij bij afzonderlijke uitspraak in de kosten, bedoeld in het negende lid, worden veroordeeld. 2.2. Het hoger beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerecht, waarbij het beroep van verzoeker tegen het uitblijven van een beslissing op het door hem tegen de afwijzing van een aanvraag om verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf gemaakte bezwaar ongegrond is verklaard. Hangende de procedure in hoger beroep is aan verzoeker alsnog een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend. Verzoeker heeft het hoger beroep naar aanleiding hiervan ingetrokken. 2.3. Het hoger beroep is aldus ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel tegemoet is gekomen aan verzoeker, als bedoeld in artikel 50, tiende lid, van de Lar. 2.4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen. 2.5. Overigens dient de Minister, nu hij alsnog heeft beslist en aldus geheel aan de bezwaren van verzoeker is tegemoetgekomen, ingevolge artikel 17, zesde lid, van de Lar het griffierecht aan verzoeker te vergoeden. Het Hof zal verstaan dat zulks dient te geschieden. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. veroordeelt de Minister van Justitie tot vergoeding van de bij verzoeker in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van Naf. 700,00 (zegge: zevenhonderd gulden), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Minister van Justitie aan verzoeker te worden betaald; II. verstaat dat de Minister van Justitie aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Naf. 450,00 (zegge: vierhonderdvijftig gulden) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. C.H. Govaerts en mr. R.W.L. Loeb, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Ter Berg, Voorzitter w.g. Martinez, griffier Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005.